Voer een zoekterm in en klik op .
Dit onderdeel behandelt de basisprincipes van het fotograferen in de -modus (GEAVANCRD SR AUTO).
Selecteer -modus.
Draai de keuzeknop naar (GEAVANCRD SR AUTO). De volgende informatie wordt weergegeven in het LCD-monitor.
Scènepictogram: De camera selecteert automatisch de geschikte scène.
Het -pictogram: In -modus past de camera continu de scherpstelling aan en zoekt naar gezichten zodat de batterij minder wordt belast; bovendien kan het geluid van het scherpstellen van de camera hoorbaar zijn. wordt in de LCD-monitor weergegeven.
De flitser gebruiken
Verschuif, bij weinig licht, de pop-upschakelaar van de flitser om de flitser op te klappen en selecteer vervolgens de geschikte flitserfunctie.
Maak de camera gereed.
Houd met beide handen de camera stevig vast en laat uw ellebogen tegen uw zij rusten. Trillende of onvaste handen kunnen uw foto’s wazig maken.
Houd uw vingers en andere voorwerpen uit de buurt van de lens en de flitser om onscherpe of te donkere (onderbelichte) foto’s te voorkomen.
Kadreer de foto.
Gebruik de zoomring om de foto in het scherm te kadreren. De zoomindicator verschijnt.
Zoomring
Zoomindicator
Stel scherp.
Kadreer de foto met het onderwerp in het midden van het scherm en druk de ontspanknop half in om scherp te stellen.
Als het onderwerp slecht belicht wordt, kan de AF-hulpverlichting gaan branden.
Scherpstelkader
Scherpstelindicator
Als de camera in staat is om scherp te stellen, klinkt er tweemaal een pieptoon en lichten scherpstelgebied en scherpstelaanduiding groen op. Scherpstelling en belichting blijven vergrendeld terwijl de sluitertoets half wordt ingedrukt.
Als de camera niet in staat is om scherp te stellen, wordt het scherpstelframe rood, wordt weergegeven en zal de scherpstelaanduiding wit knipperen.
Maak de foto.
Druk de ontspanknop rustig en volledig in om de foto te maken.