Voer een zoekterm in en klik op .
Probleem | Oplossing |
---|---|
De camera kan niet worden ingeschakeld. |
De zoomring (AAN/UIT-schakelaar) is niet in de juiste stand gedraaid: Draai de zoomring naar UIT en draai vervolgens nogmaals aan de zoomring naar het punt tussen 28 en 112. De batterij is leeg: Laad de batterij op of plaats een volledig opgeladen reservebatterij. De batterij is onjuist geplaatst: Plaats in de juiste richting. Het afdekkapje van het batterijcompartiment is niet vergrendeld: Vergrendel het afdekkapje van het batterijcompartiment. De camera werd onmiddellijk ingeschakeld na te zijn uitgeschakeld: Druk de ontspanknop half in. |
De batterij raakt snel leeg. |
De batterij is koud: Warm de batterij op in een van uw zakken of op een andere plaats en stop de batterij pas vlak voordat u gaat fotograferen in de camera. Er zit vuil op de polen van de batterij: Maak de polen van de batterij schoon met een zachte, droge doek. HOGE PRESTATIE is geselecteerd voor ENERGIE BEHEER: Selecteer ENERGIE BESP. om het verbruik van de batterij te verminderen. is geselecteerd voor de opnamemodus: Selecteer -modus om het verbruik van de batterij te verminderen. VOLGEN is geselecteerd voor SCHERPSTELLING: Selecteer andere scherpstelling C is geselecteerd voor scherpstelmodus: Selecteer een andere scherpstelmodus. De batterij is al vele malen opgeladen: De batterij heeft het einde van zijn levensduur bereikt. Koop een nieuwe batterij. |
De camera wordt plotseling uitgeschakeld. |
De zoomring (AAN/UIT-schakelaar) is niet in de juiste stand gedraaid: Draai de zoomring naar UIT en draai vervolgens nogmaals aan de zoomring naar het punt tussen 28 en 112. De batterij is leeg: Laad de batterij op of plaats een volledig opgeladen reservebatterij. De camera is naar de slaapmodus gegaan: Druk de ontspanknop half in. |
Probleem | Oplossing |
---|---|
Menu’s en schermen zijn niet in het Nederlands. | Selecteer NEDERLANDS voor . |
Probleem | Oplossing |
---|---|
Er wordt geen foto gemaakt wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt. |
Geheugen is vol: Plaats een nieuwe geheugenkaart of wis foto’s. Geheugen is niet geformatteerd: Formatteer de geheugenkaart of het interne geheugen. Er zit vuil op de contacten van de geheugenkaart: Maak de contacten schoon met een zachte, droge doek. De geheugenkaart is beschadigd: Plaats een nieuwe geheugenkaart. De batterij is leeg: Laad de batterij op of plaats een volledig opgeladen reservebatterij. De camera werd automatisch uitgeschakeld: Zet de camera aan. Het indicatorlampje was oranje toen u een panoramafoto probeerde te maken: Wacht totdat de indicatorlampjes uitschakelen. |
De LCD-monitor gaat uit na de opname. | De LCD-monitor kan uitgaan terwijl de flitser oplaadt. Wacht totdat de flitser is opgeladen. |
De camera stelt niet scherp. |
Het onderwerp bevindt zich dicht bij de camera: Selecteer de macromodus. Het onderwerp bevindt zich te ver van de camera: Annuleer de macromodus. Het onderwerp is niet geschikt voor automatische scherpstelling: Gebruik scherpstelvergrendeling. |
Macrostand is niet beschikbaar. | Kies een andere opnamestand. |
Intelligente gezichtsdetectie is niet beschikbaar. |
Intelligente gezichtsdetectie is niet beschikbaar in de huidige opnamestand: Kies een andere opnamestand. |
Er is geen gezicht gedetecteerd. |
Het gezicht van het onderwerp wordt afgedekt door een zonnebril, een hoed, lang haar of andere voorwerpen: Verwijder de obstakels. Het gezicht van het onderwerp beslaat slechts een klein deel van de foto: Verander de compositie zodat het gezicht van het onderwerp een groter deel van de foto beslaat. Het hoofd van het onderwerp wordt schuin gehouden of is horizontaal: Vraag het onderwerp het hoofd recht te houden. De camera wordt schuin gehouden: Houd de camera recht. Het gezicht van het onderwerp is slecht belicht: Fotografeer bij helder licht. |
Er is een verkeerd onderwerp geselecteerd. | Het geselecteerde onderwerp is dichter bij het midden van het beeld dan het hoofdonderwerp. Pas de compositie van de foto aan of schakel gezichtsdetectie uit en kadreer de foto met behulp van scherpstelvergrendeling. |
De flitser flitst niet. |
De flitser is niet beschikbaar in de huidige opnamestand: Kies een andere opnamestand. De camera bevindt zich in super macro of doorlopende opnamemodus: Schakel de modi super macro en doorlopende opname uit. De batterij is leeg: Laad de batterij op of plaats een volledig opgeladen reservebatterij. De camera bevindt zich in stille stand: Zet stille stand uit. De flitser klapt niet op: Klap de flitser op. |
Sommige flitserfuncties zijn niet beschikbaar. |
De gewenste flitserfunctie is niet beschikbaar in de huidige opnamestand: Kies een andere opnamestand. De camera bevindt zich in stille stand: Zet stille stand uit. |
Het onderwerp wordt niet volledig door de flitser verlicht. |
Het onderwerp bevindt zich niet in het bereik van de flitser: Plaats het onderwerp binnen het bereik van de flitser. Het flitservenster wordt afgedekt: Houd de camera juist vast. Snelle sluitertijd geselecteerd: Kies een langere sluitertijd. |
Foto’s zijn onscherp. |
De lens is vuil: Reinig de lens. De lens wordt geblokkeerd: Houd voorwerpen uit de buurt van de lens. wordt weergegeven tijdens het fotograferen en het scherpstelframe wordt rood weergegeven: Controleer scherpstelling voor de opname. |
De foto’s hebben spikkels. |
Er is een lange sluitertijd geselecteerd bij hoge temperaturen: Dit is normaal en duidt niet op een storing. De camera werd langdurig bij hoge temperaturen gebruikt of er wordt een temperatuurwaarschuwing weergegeven: Zet de camera uit en wacht tot deze is afgekoeld. |
De zoekerweergave is onduidelijk. |
Dioptrie-instelling is niet juist afgesteld: Schuif de dioptrieregelaar omhoog en omlaag totdat de zoekerweergave scherp in beeld is. |
Geluiden van de camera worden opgenomen met films. |
De scherpstelmodusknop is ingesteld op C. Selecteer een andere scherpstelstand. Intelligente gezichtsdetectie is aan: Schakel Intelligente gezichtsdetectie uit. |
Probleem | Oplossing |
---|---|
De foto’s zijn korrelig. | De foto’s zijn met een camera van een ander merk of model gemaakt. |
Afspeelzoom niet beschikbaar. | De foto is opgeslagen op , of is van een andere merk of model camera. |
Geen geluid bij het afspelen van films. |
De camera bevindt zich in stille stand: Zet stille stand uit. Het afspeelvolume is te laag: Pas het afspeelvolume aan. De microfoon was afgedekt: Houd de camera op juiste wijze vast tijdens het opnemen. De luidspreker wordt afgedekt: Houd de camera op juiste wijze vast tijdens het afspelen. |
De geselecteerde foto’s zijn niet gewist. | Sommige van de te wissen foto’s zijn beveiligd. Verwijder de beveiliging met het apparaat waarmee de beveiliging is aangebracht. |
De bestandsnummering wordt onverwacht teruggezet. | Het afdekkapje van het batterijencompartiment werd geopend terwijl de camera was ingeschakeld. Schakel de camera uit alvorens het afdekkapje van het batterijcompartiment te openen. |
Probleem | Oplossing |
---|---|
Geen beeld of geluid. |
De camera is niet goed aangesloten: Sluit de camera goed aan. Ingang op de televisie is ingesteld op „TV”: Stel ingang in op „HDMI”. Het volume op de TV is te laag: Pas het volume aan. |
De computer herkent de camera niet. | Controleer of de camera en computer op juiste wijze zijn aangesloten. |
Kan geen RAW- of JPEG-bestanden naar computer overzetten. | Gebruik de meegeleverde software om foto’s over te zetten. |
Foto’s kunnen niet worden afgedrukt. |
De camera is niet goed aangesloten: Sluit de camera op juiste wijze aan. De printer is uit: Zet de printer aan. |
Er wordt maar één afdruk gemaakt/de datum wordt niet afgedrukt. | De printer is niet compatibel met PictBridge. |
De camera reageert niet. |
Tijdelijke camerastoring: Verwijder de batterij en plaats vervolgens weer terug. De batterij is leeg: Laad de batterij op of plaats een volledig opgeladen reservebatterij. |
De camera functioneert niet naar behoren. | Verwijder de batterij en plaats vervolgens weer terug. Neem contact op met uw FUJIFILM-dealer wanneer het probleem zich blijft voordoen. |
Geen geluid. | Schakel de stille stand uit. |